Na de verregende Belgische Grand Prix was het in Frankrijk bijzonder warm en er waren ook ruim drie keer zoveel toeschouwers, 80.000 à 90.000.
500cc-klasse
Twee Franse coureurs kregen de kans in de 500cc-klasse: Adrien Morillas met de reservemachine van Dominique Sarron en Thierry Crine met een door de Franse Suzuki-importeur geregelde fabrieks-Suzuki RGV. Ze scoorden allebei punten. Fred Merkel kon - na de mislukte poging in de GP des Nations - eindelijk debuteren als tweede rijder bij Roberto Gallina, maar hij viel uit.
Wayne Rainey nam aanvankelijk de leiding voor Eddie Lawson, Pierfrancesco Chili, Christian Sarron, Freddie Spencer, Kevin Schwantz en Kevin Magee. In de vijfde ronde nam Lawson de leiding over en ook Schwantz sloot bij het leidende duo aan. Een ronde lang had Rainey problemen met zijn carbon-remschijven, maar daarna reed hij weer vier ronden aan de leiding tot hij vanaf de vijftiende ronde problemen kreeg met zijn banden. Schwantz nam ook nog een keer de leiding en tot aan de finish bleef hij met Lawson in een fel gevecht verwikkeld, tot hij in de laatste bocht bijna viel en Lawson de overwinning moest laten. Wayne Gardner kwam ten val, Freddie Spencer stopte na drie ronden met maagklachten en Fred Merkel stopte toen zijn machine vermogen verloor. De Franse debutanten met fabrieksracers deden het erg goed: Adrien Morillas (ROC-Honda) werd tiende en Thierry Crine (Konica Minolta-Suzuki, de machine die Ernst Gschwender in Duitsland had gebruikt) werd twaalfde.
Na lange tijd kregen de Yamaha's de kans om op een echt stuurcircuit de eerste startrij te veroveren. Alleen Carlos Cardús en Reinhold Roth wisten hun Honda's tussen de machines van Jean-Philippe Ruggia, Toshiko Honma en Luca Cadalora te plaatsen. Honma kwam voor het eerst over uit Japan. Deze kampioen van Japan en testrijder voor Yamaha had een nieuw frame ontwikkeld, dat hij waarschijnlijk gemonteerd had.
Na de start nam Sito Pons de leiding voor debutant Toshihiko Honma, Jean-Philippe Ruggia, Carlos Cardús, Reinhold Roth, Jacques Cornu en Masahiro Shimizu. In de vierde ronde nam Cardús de leiding over. Hij kon niet van de kopgroep wegrijden, maar hij bleef tot op de streep aan de leiding. Dat het spannend was geweest bleek wel uit het feit dat de eerste zeven binnen 6,5 seconde finishten. De hoop van Yamaha was weer grotendeels vervlogen nu hun snelste rijder Toshihiko Honma op de vierde plaats was geëindigd, nog voor Ruggia, die wel met zijn reservemachine had moeten rijden.
Jorge Martínez was na zijn sleutelbeenbreuk eindelijk weer fit genoeg en reed de snelste trainingstijd. Hij speelde in het wereldkampioenschap echter geen rol meer en daarom was het van groot belang dat Hans Spaan slechts 0,03 seconde langzamer was, maar sneller dan concurrenten Àlex Crivillé en Ezio Gianola.
Vanaf poleposition nam Jorge Martínez meteen de leiding voor Domenico Brigaglia, Ezio Gianola, Hans Spaan, Julián Miralles, Àlex Crivillé en Flemming Kistrup. Spaan nam even de leiding over, maar moest opgeven nadat hij door een gescheurde cilinder koelwater had verloren. Martínez moest in de laatste ronde nog een aanval van Crivillé afslaan, maar hij won de race. Gianola werd op grote afstand derde. Om de vierde plaats werd gevochten door Koji Takada en Fausto Gresini, die met de stroomlijnkuipen tegen elkaar botsten, en Hisashi Unemoto, die een laatste aanval inzette en al vallend door het grint zesde werd. Ondanks zijn derde plaats deed Gianola door het wegvallen van Spaan goede zaken. Voor de race stonden ze allebei op 98 punten, maar nu had Gianola weer vijftien punten voorsprong op Spaan. Zijn voorsprong op Crivillé was geslonken naar vier punten.
Egbert Streuer stak veel trainingstijd in de ontwikkeling van zijn nieuwe motor met brandstofinjectie, maar reed de derde trainingstijd met zijn conventionele motor. Rolf Biland was de snelste, voor Steve Webster. Er was een groot startveld in Frankrijk: 35 combinaties, zonder de geblesseerde Alfred Zurbrügg.
De start van Egbert Streuer mislukte omdat zijn Yamaha slechts op drie cilinders liep. Na enkele honderden meters pakte de vierde cilinder op, maar toen reed hij al in het middenveld. Steve Webster nam de leiding voor Rolf Biland en die twee namen al snel een flinke voorsprong op de gebroeders Egloff. Tien ronden voor de finish ging Webster langzamer rijden omdat zijn machine regelmatig uit de versnelling sprong en hij met Streuer op achterstand wel de finish wilde halen. Biland mocht wel winnen, want die vormde geen bedreiging in de WK-stand. Egbert Streuer en Geral de Haas reden wel een sterke inhaalrace en werden toch nog derde, waarmee ze Alain Michel en Jean-Marc Fresc een podiumplaats in hun thuisrace ontnamen.
De soap rond teammanager Giacomo Agostini en Freddie Spencer ging maar door. In Joegoslavië had Agostini Spencer eigenlijk laten vallen, in Assen verklaarden ze samen dat de verhouding nog steeds goed was en nu miste Spencer een trainingssessie door maagklachten en eiste Agostini een briefje van de dokter. Spencer ging echter niet naar die dokter (Claudio Costa) en kreeg dan ook geen briefje.
Wayne Gardner
Een uur na de race schreef Wayne Gardner zijn wekelijkse column, waarin hij meldde dat hij na zijn beenbreuk nog veel zelfvertrouwen miste. Hij merkte in de race dat hij minstens vijftig meter eerder remde dan zijn concurrenten, een probleem dat "tussen de oren" zat en waar hij niets aan kon doen. Hij hoopte vertrouwen te winnen tijdens de 8 uur van Suzuka, waarin hij samen met Mick Doohan zou aantreden.
Warmte
Met temperaturen boven de 30 graden was het vooral voor de bakkenisten hard werken, zo hard, dat Simon Birchall na de race twintig minuten met zuurstof verzorgd moest worden.